Elk jaar wordt op 6 januari Driekoningen gevierd. Volgens de overlevering, krijgen Jozef en Maria dan kraambezoek van Melchior, Caspar en Balthasar. Drie koningen of wijzen uit het Oosten die de weg naar Betlehem vinden dankzij een ster. De drie koningen brengen goud, mirre en wierook voor Jezus mee. Geschenken met een symbolische waarde en een pasgeboren koning waardig. Vanwege het hooggeplaatste bezoek wordt Driekoningen in een groot aantal landen gezien als doopdag van Jezus. Tegelijkertijd markeert het koninklijke bezoek voor veel gelovigen ook het einde van het midwinter- of kerstseizoen en wordt de kerstboom opgeruimd of worden de lichtjes voor de laatste keer aangestoken.
In onze contreien is Driekoningen een combinatie van Germaanse en Romeinse tradities en de laatste dag van de twaalfdaagse kerstperiode. De dag gaat ook door het leven als Twaalfde nacht (Twelfth Night), Dertiendag, Epifanie (godsverschijning), Openbaring van de Heer en het Bonenfeest.
Ook al zijn de tradities en namen overal verschillend, nog steeds wordt Driekoningen gevierd met Driekoningenbrood of -koek. Van Madrid tot Parijs en van Amsterdam tot Warschau, worden ronde broden of koeken met luxe ingrediënten als roomboter, citroenrasp en amandelspijs bereid, die door het leven gaan met koninklijke namen als King’s Cake, Königskuchen, Galette des Rois, Roscón de Reyes, Bolo Rei, Vasilopita en Ciasto Trzech Króli. De zoete ‘broden’ worden bijvoorbeeld met een kroon versierd. En overal verstoppen de bakkers een boon, munt of amandel in het deeg en wordt de vinder uitgeroepen tot tijdelijke koning of koningin.
Ingrediënten:
- 500 gram patentbloem
- 200 ml melk of 175 ml water op kamertemperatuur
- 7 gram (1 zakje) droge gist
- 10 gram zout
- 25 gram kristalsuiker
- 125 gram roomboter, in stukken
- 1 ei
- 20 gram citroenrasp
- 50 gram amandelspijs
- 1 gedroogde boon of amandel
- Roomboter om te bestrijken
- Poedersuiker
Koningsbrood
Vermeng de bloem met het zout en zeef de bloem boven een grote beslagkom. Roer de gist erdoor met een vork. Gebruik een pollepel en maak een kuil in het midden van de bloem. Doe de roomboter in een steelpan, smelten op laag vuur. Vuur uitzetten en vermengen met de suiker en melk of water. Roer het ei erdoor. Giet een beetje vloeistof in het midden van de kuil en roer die -vanuit het midden- met de pollepel door de bloem. Voeg al roerend en beetje bij beetje de rest van de vloeistof toe, tot een homogene deegbal ontstaat.
Haal het deeg uit de beslagkom en leg het op een met bloem bestoven werkblad. Minstens 10 minuten kneden, tot een glad, soepel deeg ontstaat. Bestuif het deeg met bloem, afdekken met een vochtige theedoek en ongeveer 60 minuten laten rijzen op een warme plek. Kneed de citroenrasp en amandelspijs door het deeg. Vorm een bol en verstop de boon of amandel in het deeg. Leg de deegbol op een ingevet bakblik of bakpapier, afdekken en laat het deeg opnieuw rijzen, maximaal 60 minuten.
Oven voorverwarmen op 200 °C.
Gebruik een schaar en knip de deegbol aan de zijkant 6 keer verticaal in, zodat een kroonvorm ontstaat. Knip aan de bovenkant van de bol een stervorm. Schuif de bakplaat in het midden van de oven. Verlaag de temperatuur na 20 minuten tot 175 °C. Nog 20 minuten bakken tot gaar en lichtbruin. Afkoelen en bestrijken met gesmolten boter en de stervorm aan de bovenkant bestrooien met poedersuiker.
Beeld: Detail van Driekoningen, Jan Steen (1664). Collectie: Villa Vauban, Luxemburg.
Ook al wordt de katholieke kerk in de 16de eeuw verboden en worden kerken en heiligenbeelden vernietigd, in de 17de-eeuwse schilderkunst groeit Driekoningen uit tot een populair onderwerp. Het thema wordt maar liefst 15 keer afgebeeld door de van huis uit katholieke schilder Jan Steen (1626-1679). “Van onzen Jan Steen bestaat een meesterlijk uitgevoerd avondfeest van den heiligen driekoningen dag. De boonenkoek versiert den disch, is reeds opengesneden en nog in kleine overblijfselen aanwezig. Een der beleefde gasten biedt de boon der koningin aan, die aan de zijde des konings gezeten met een sierlijke kroon gekroond is.” — Prof. Dr. G.D.J. Schotel (1867).